Antonie Pieck

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Antonie Pieck
Algemene informatie
Volledige naam Antonie Franciscus Pieck
Geboren Den Haag, 22 oktober 1865
Overleden Maartensdijk, 3 december 1925
Land Vlag van Nederland Nederland
Werk
Jaren actief 1906 - 1919
Genre kinderliteratuur
Bekende werken Over hoe ik schilder werd, over het leven van Huib Hoepel
Dbnl-profiel
Portaal  Portaalicoon   Literatuur

Antonie Franciscus Pieck (Den Haag, 22 oktober 1865 - Maartensdijk, 3 december 1925) was een Amsterdamse hoofdonderwijzer en schrijver.

Hij trouwde op 2 april 1890 in Leiden met Elisabeth Maria Margaretha Binnendijk uit Leiden.[1] Van 1880-1884 bezocht hij de Rijkskweekschool in Haarlem.[2] In 1905 verhuisde hij naar Bussum en begint al spoedig met schrijven. Pieck schreef verschillende kinderboeken. Begin februari 1917 ging hij met ziekteverlof en hield daarvan een dagboek bij. Tot 17 januari 1920 schrijft hij over Bussum en de Belgische vluchtelingen die in de Eerste Wereldoorlog in Nederland verbleven. Antonie raakte in die tijd bevriend met de Vlaamse dichter en activist René De Clercq. Artikelen van hem verschenen in het Algemeen Handelsblad en in De Prins der Geïllustreerde Bladen. Van zijn bekendste boek Over hoe ik schilder werd, over het leven van Huib Hoepel verscheen later een schooluitgave voor de ULO. In mei 1919 verhuisde het gezin Pieck naar de Tolakker 5 in Hollandsche Rading. Hij werd begraven in het familiegraf op het kerkhof van Lage Vuursche.

Familie[bewerken | brontekst bewerken]

Antonie was de zoon van Coenraad Antonie Pieck en Maria Adriana Goffijn.[3] Hij was de oom van Anton Pieck, een zoon van zijn broer. Doordat Antonie zijn schilderwerk ondertekende met 'A.F. Pieck' zou zijn oomzegger Anton Pieck zijn werk later ondertekenen met 'A. Pieck' of voluit 'Anton Pieck'. Van zijn vier dochters kregen Gretha (Margaretha) en Adri (Adriana Jacoba) bekendheid als tekenares en schilderes. Naar deze dochters is de na 1989 tweejaarlijks uitgereikte Gretha en Adri Pieckprijs voor grafische ontwerpers genoemd.

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Uit het leven van Jopie en Bobbie, met tekeningen van Gretha en Adri Pieck (1919)
  • Erica: sprookjes en verhalen, met Gerardus Dominicus Hoogendoorn (1914)
  • Boertje, met Jonk Steffen en Jacobus Frederik Sterre de Jong (1914)
  • Hand aan hand door het dierenland, met Franciska Schenkel (1913)
  • Okowi: een spion der Herero's ?, samen met Jonk Steffen en Jacobus Frederik Sterre de Jong (1912)
  • Hoe ik schilder werd : uit het leven van Huib Hoepel (1912)
  • Hebt de vogels lief : vertellingen voor de jeugd, voor het International Council for Bird Preservation (1911)
  • De freule van Elzenhorst, met Johannes Godefridus Kesler (1910)
  • Jong Holland rijmpjes (1909)
  • Jong Holland, prentenboek met 24 platen (1909)
  • De zoon van kapitein Peters, met P. Tesselhof
  • Achterbuurt (1907)
  • Kindergedichtjes voor school en huis, Licht en donker (1906)

Over hem en zijn werk[bewerken | brontekst bewerken]

  • A.F. Pieck en Betty Pieck: Dagboek : 1917-1920 / Herinneringen aan René de Clercq, Elisabeth Maria Margaretha Pieck, M.J.A. Heid